“Bouwen aan een wereld waar mensen gelukkig zijn”
Aan het begin van de eeuwwisseling kiest de op dat moment 20-jarige Lies De Soete ervoor haar eeuwige professie af te leggen als Zuster van Don Bosco. Terwijl de meeste van haar leeftijdsgenoten ‘ja’ zeggen tegen een gezinsleven of hun kinderwens, kiest Lies er resoluut voor ‘ja’ te zeggen tegen de Kerk. Een beslissing die haar liefde voor God bekrachtigt, maar die ook een aantal stevige gevolgen met zich meebrengt: een leven in gemeenschap, de gelofte van gehoorzaamheid, nooit eigen kinderen hebben …
Dit artikel komt uit de Tertio Jongereneditie.
Intussen is ‘zuster’ Lies 42 jaar en heeft ze zich haar keuze nog geen moment beklaagd. In een openhartig gesprek vertelt ze over haar leven als jonge zuster en over de vele aspecten van het leven in een congregatie. Om haar verhaal goed te kunnen begrijpen, keren we terug naar zondag 12 juli 1981, de dag waarop zuster Lies geboren wordt. “Ik ben inderdaad op een zondag geboren. Een voorteken”, lacht zuster Lies. “Reeds als kind ben ik erg gelovig opgevoed. Laat ons zeggen dat ik vanaf de eerste week na mijn geboorte iedere zondag in de kerk te vinden was. Eerst ging ik mee met mijn ouders als ‘gewone’ kerkganger, nadien als misdienaar. Met andere woorden: ik was een echt parochiekind. Het geloof speelde van jongs af aan een grote rol in mijn leven en dat is nooit veranderd. Een aantal dagen voor mijn achtste verjaardag ging ik naar een priesterwijding. Toen ik die jongeman op de grond zag liggen, was ik enorm onder de indruk: ‘Je zo geven aan God? Dat wil ik ook!’”
Ook wanneer zuster Lies ouder wordt, blijft het geloof haar prikkelen. Toch tekenen ook twijfel en ontkenning deze periode. “Tijdens mijn middelbareschooltijd dacht ik regelmatig na over een leven als zuster, maar wanneer me gevraagd werd wat ik later wilde doen, zei ik resoluut: ‘iets met kindjes.’ ‘Zuster worden’ kon ik toch niet zeggen? Toen ik 18 jaar werd, moest ik kiezen wat ik wilde gaan studeren. Godsdienstwetenschappen leek me een logische keuze. Op die manier kon ik op een ‘maatschappelijk aanvaardbare’ manier vorm geven aan mijn geloof en kon ik later bijvoorbeeld in de pastorale sector gaan werken. Na een jaar merkte ik echter dat ik de foute keuze had gemaakt. Ik voelde dat ik méér wilde. ‘Gelukkig’ kende ik geen zusters en kon ik er amper informatie over vinden. Ik kon dus opgelucht ademhalen: ‘Oef, ik hoef geen zuster te worden want ik vind er toch niets over.’”
Het draait echter anders uit. “Tijdens mijn tweede jaar Godsdienstwetenschappen kwam ik in contact met een seminarist (priester in opleiding)”, gaat Lies verder. “Via hem kreeg ik een duidelijker beeld van de verschillende zustercongregaties in Vlaanderen. Ik vond het belangrijk om een congregatie te vinden waar mijn andere passie – iets met kinderen doen – ook werkelijkheid kon worden. Toen ik op de naam ‘Zusters van Don Bosco’ botste, kwam er een herinnering naar boven: in de lagere school kwam er regelmatig een Salesiaan van Don Bosco over zijn werk in De Takel (een jongerencentrum in Oostende) spreken. Hij vertelde ons hoe kinderen er hun huiswerk konden maken, maar ook konden spelen en ontspannen. De puzzelstukjes vielen in elkaar: de Zusters van Don Bosco werkten volgens dezelfde spiritualiteit, het was een zustercongregatie, ik kon iets met kinderen doen, enzovoort. Op de website van Don Bosco vond ik een mailadres. Ik stuurde een mail en deed alsof ik hen contacteerde voor mijn studies. Ik vermoed echter dat ze al snel door hadden dat er meer aan de hand was … Van het een kwam het ander. Op mijn 19 jaar had ik mijn eerste contact met de zusters, op mijn 20 jaar ben ik ingetreden."
Een keuze die aan het begin van de 21ste eeuw niet meer zo vanzelfsprekend is als vroeger. De ruime omgeving van zuster Lies kijkt dan ook raar op wanneer ze het nieuws verneemt. “Al bij al viel dat nog mee”, aldus Lies. “De meeste mensen wisten dat het geloof een belangrijke rol in mijn leven speelde en vielen dus ook niet uit de lucht. Mijn ouders waren nog het meest geschrokken. Maar toen ze zagen dat ik gelukkig was, beseften ze dat het verhaal klopte. Het feit dat dit nieuws als ‘schokkend’ werd ervaren, toont vooral aan dat het beeld dat leeft nog erg fout en ouderwets is. Er heerst heel wat onwetendheid over het leven van zusters. Mensen weten niet dat er nog relatief jonge mensen zijn die zuster worden en dat een zuster meer is dan wat zij zich daarbij voorstellen.”
Tijd voor andere kinderen
Al zijn bepaalde aspecten van het religieus leven toch enigszins vreemd te noemen. Zeker volgens maatschappelijke normen. Denk maar aan het leven in gemeenschap (samenleven met andere zusters), werken volgens zending (niet kiezen waar je werkt, maar ergens ingeschakeld worden) en kuisheid (geen relatie, huwelijk of geslachtsgemeenschap). Hier op 19-jarige leeftijd over beslissen, lijkt dan ook een moeilijke keuze. “Ik heb die aspecten altijd in acht genomen. Zoals ik reeds zei, was ik als kind al bezig met het geloof. Daarom ging ik bewust geen relatie aan. Ik dacht bij mezelf: ‘door nu experimenteel gedrag te vertonen, kan ik later misschien geen zuster worden …’ Ik denk dat ik een relatie uiteindelijk meer gemist heb dan een kinderwens. Door zelf geen kinderen te hebben, kan ik nu – alleen al vanwege praktische redenen – meer tijd maken voor andere kinderen. Ik leef nu tussen kinderen en jongeren met een stevig rugzakje en kan veel tijd aan hen besteden. Hetzelfde geldt voor de zending: natuurlijk brengt het gemiste kansen met zich mee en kan je jouw weg niet volledig kiezen, maar anderzijds biedt het veel nieuwe kansen. Geloof me, het is niet dat je ‘zomaar’ ergens wordt geplaatst. Er wordt rekening gehouden met je kwaliteiten en wensen. Natuurlijk is het niet tof om een plaats waar je graag bent te moeten verlaten, maar er openen ook nieuwe deuren. Je kan opnieuw openbloeien en nieuwe zaken ontdekken. Of ik soms twijfel aan mijn roeping als zuster? Ik ben geen twijfelaar. Ik heb hiervoor gekozen en denk niet graag over hoe het had kunnen lopen. Het gras is altijd groener aan de overkant … Er zijn heel veel kansen op mijn pad gekomen die ik als getrouwde vrouw nooit zou gehad hebben. Ja, ik woon in een gemeenschap met voornamelijk oudere zusters, maar ook dat hoeft niet negatief te zijn. Het leeftijdsverschil is groot, maar er is meer dan leeftijdsverschil. Er zijn ook heel wat overeenkomsten. Ik ben dus tevreden met de weg die ik gegaan ben en nog steeds ga.”
Een weg die zuster Lies op verschillende plaatsen bracht: bij Jongerenpastoraal Vlaanderen, bij Kerk in Nood, in het onderwijs, in het internationaal vrijwilligerswerk en op dit moment in het internaat van Don Bosco in Groot-Bijgaarden. “Bijna altijd bij jongeren dus”, glimlacht Lies. “Dit is mijn zevende jaar in het internaat. Ik voel me hier goed. Ik ben gelukkig. Voor mij is geluk de kern van het geloof. Ik geloof heel sterk in een God die ons graag ziet, die ons laat herbeginnen en die ons vraagt om mee te werken aan zijn Rijk. Ik voel me vereerd dat ik door Hem gevraagd ben om daaraan mee te werken. Ik moet niet perfect zijn, maar krijg de kans om me te ontwikkelen en ervaring op te doen. Ik mag zijn wie ik ben en kan rekenen op het vertrouwen van een God die me graag ziet. Zalig, toch! Wat dat Rijk precies inhoudt? Goede vraag. Voor mij is dat een wereld waarin mensen gelukkig zijn. Nabij zijn, de liefde van God voelbaar maken en mensen laten voelen dat ze er niet alleen voor staan … Ik heb geleerd om gelukkig te zijn door anderen gelukkig te maken. Vaak worden we opgeroepen om te zoeken naar ons eigen geluk, maar ik ervaar hoe het zoeken naar het geluk van anderen mij net gelukkig maakt. Op die manier bouw ik aan het Rijk Gods, een gelukkige wereld.”
Openheid
Zonder het geloof te veel op te dringen, merkt zuster Lies dat bepaalde aspecten ook tot bij de jongeren van het internaat geraken – zelfs in deze tijden van secularisatie. “Dat is een van de redenen waarom wij als zusters vooral op internaten inzetten”, legt zuster Lies uit. “Op een internaat leef je samen met de jongeren. Je komt in hun leefwereld terecht en zij in de jouwe. Dat is anders dan af en toe een paar uur voor een klas staan. Geloof komt regelmatig aan bod: een avondwoordje, stiltemomenten, eens naar de kapel gaan … We doen hier niet aan bekeringswerk, maar leren jongeren wel de waarden van het geloof kennen. De jeugd van vandaag is zoekend: wie ben ik en wat vind ik belangrijk? Geloof is iets waar ze naar zoeken zonder dat ze het zelf beseffen. Ik wil tonen dat het iets is dat het leven een soort van houvast kan bieden, dat het een rust kan zijn in de hectiek van onze snel evoluerende maatschappij. Waar in het verleden de priester het luisterend oor was, is dat nu de psycholoog geworden. Maar de thema’s waar mensen mee worstelen, zijn niet veel veranderd. We zijn als Kerk in een nieuwe realiteit terechtgekomen en dat moeten we accepteren; de maatschappij verandert nu eenmaal. De roepingencrisis is een goed voorbeeld, maar ook het aantal huwelijken is stevig gedaald. In onze huidige samenleving is het blijkbaar moeilijk geworden om een levenslang engagement aan te gaan. Je volledig binden aan iemand is een grote stap geworden. Een stap die in het religieuze leven nog groter is omdat je je daar niet bindt aan een andere mens, maar aan een God. Toch merk ik dat de tijd van verzet voorbij is. Onwetendheid neemt over en die leidt tot een zekere openheid. Ik merk bijvoorbeeld dat ouders terug meer geïnspireerd geraken door het geloof. Ze maken tijd – tijd die ze anders niet hebben – en worden uitgedaagd om even stil te staan en met hun kind over geloof te praten. Vaak komen ouders naar me toe met de boodschap dat zo’n gesprek enorm verrijkend is. Daar word ik gelukkig van. Mijn tip aan de wereld? God heeft ook jou nodig om mee te bouwen aan Zijn Rijk. En weet je wat? Je wordt er nog gelukkig van ook.”