Tieners motiveren: “Het kan niet elke les bingo zijn”
Een arsenaal aan werkvormen, Spotify en de liefde voor Napoleon: leraar Lars Van der Linden (Don Bosco Hoboken) haalt alles uit de kast om zijn tieners uit de dubbele en arbeidsfinaliteit te motiveren. En ze stap voor stap meer autonomie te geven.
"De eighties-hits van Toto en Bowie of de heavy metal van Sabaton: terwijl mijn leerlingen het lokaal binnenwandelen en hun materiaal nemen, speel ik altijd een nummer uit mijn historische playlist af. De link met de geschiedenisles? Soms raden ze die zelf. Soms verklap ik die aan het einde van de les. Of licht ik halfweg een tip van de sluier. Wat ik ook vaak doe om de mijn pubers te motiveren en hun boog 50 minuten te spannen: een denkvraag bij de start van de les. Waarop ze straks het juiste antwoord moeten geven vóór ze de klas mogen verlaten."
"Mijn geschiedenislokaal is een rariteitenkabinet. Een stukje Berlijnse Muur, een koekjesdoos met het portert van koning Boudewijn of een lege fles gin uit WO I: de buit van mijn wekelijkse speurtocht in de kringloopwinkel staat kriskras door elkaar om mijn pubers te motiveren."
"Om mijn tieners te motiveren start ik mijn les met een tinnen soldaatje dat daar stilletjes staat te blinken. Of vragen mijn leerlingen zélf wat erachter zit. Ze zien er de grap van in, gaven me een 3D-print van een Napoleonbuste. Want ja: de kleine generaal komt vaak voorbij in mijn lessen. Inclusief de pikante details uit zijn liefdesleven. Alles uit de kast om de interesse voor mijn vak aan te wakkeren.”
"Dat moment waarop de passie voor je vak overslaat, is onbetaalbaar. Maar van de liefde voor geschiedenis kunnen mijn leerlingen niet leven. Als leraar moet je ook gebeten zijn door lesgeven an sich. Mijn publiek staat vaak niet te trappelen voor een lesuur PAV of geschiedenis."
“Toch vecht ik voor elk greintje enthousiasme, blijf ik zoeken naar elke kans om ze bij mijn les te betrekken. Ik leg mezelf de beroepsernst op om mijn aanpak telkens weer kritisch te bekijken. En iedere dag opnieuw probeer ik een betere leraar te worden.”
“Elk paralleluur geschiedenis een doorslagje van de vorige les: het klinkt als aanlokkelijke tijdswinst. Maar als je moet trekken en sleuren, vreten die uren energie. Dus durf ik in elke klas mijn aanpak omgooien. Worden mijn leerlingen Industriële Wetenschappen te druk of zakken ze in? Dan zet ik de hele klas aan het bord. Actief bezig zijn, de les mee vormgeven, motiveert die tieners.”
“Akkoord, in een klassieke klasopstelling kan ik mijn leerlingen Bouw prima uitleggen hoe ze een domiciliëring aanmaken. Maar als ze grote witte bladen aan de muur zien hangen en merken dat er geen stoelen meer staan om in te ploffen, kunnen ze niet gewoon de les uitzitten.”
"'Waarom moeten we dat leren, meneer?’ ‘Wat denk je zelf?’ kaats ik terug. Zo koop ik mezelf wat tijd. Want al vond ik vroeger niet altijd de juiste argumenten: er is altijd een goeie reden om te leren wat we leren. Natúúrlijk is een tekst lezen en samenvatten geen plezierritje. Maar als je uitlegt dat ze er zonder een duidelijk schema niet in slagen om die kennis van hun werkgeheugen naar hun langetermijngeheugen over te zetten, aanvaarden ze dat wel.”
“Ik blijf experimenteren met werkvormen. Want hoe meer ik uittest, hoe beter ik zie wat werkt. En wat niet, want geflopte lessen horen erbij. Dan stuur ik de klas ’s avonds een mailtje. Met de vaststelling dat de les tegenviel en we iets anders moeten proberen. Ik nodig ze uit om mee te denken. Waar liep het fout? Wat kunnen we veranderen?”
“Ik benoem wat ik doe, ook tijdens de les. Ik leg uit waarom ik dat groepswerk weer aan de kant schuif, de regie neem en ervoor kies om de leerstof klassikaal te verwerken. Dat je ze betrekt bij je denkproces, vinden leerlingen verfrissend. En ze leren eruit. ‘Meneer, aan de bank kan ik me niet concentreren. Ik ga effe alleen zitten om dat uit te schrijven’: kleine stapjes voor jongens van 16, maar het toont wel hoe ze zichzelf leren bijsturen.”
"Stap voor stap geef ik ze meer autonomie. Om soms al heel snel te merken: dat lukt hier niet zonder mij. Ik leer veel uit de een-op-eengesprekken die ik als klastitularis voer. ‘Mijn ideale job? Zet me op een stoel en laat me met rust’: verontrustend als een bouwvakker in spe dat laat optekenen. Of als je merkt hoe ze zelfs tijdens hun lessen praktijk knikkebollen. En hun baantje als pizzakoerier – ‘Mocht ik geld krijgen om in de les te zitten, ik zou vaker mijn best doen’ – voorrang krijgt.”
“Soms sta je machteloos om die pubers te motiveren en raak je niet door de muur die ze optrekken. Dan hangen enkelingen het zo uit dat ik ze keer op keer uit de les moet zetten met een taak over de leerstof. Om hen te pesten, grommelen ze. Omdat ik weiger hen op te geven, weten ze hopelijk vanbinnen. Soms stellen ze je zo op de proef dat je tóch uitvliegt en je controlerend opstelt. Maar eens de stoom ontsnapt is, zoek ik verder. Waar liep het fout? Wat kan anders? Hoe krijg ik ze misschien tóch mee?”
“Een pasklare oplossing om elke leerling te motiveren is er niet, helaas. Maar ik aanvaard van mezelf dat het niet elke keer bingo is, trek ook lessen uit die frustrerende momenten. En de gemotiveerde tieners die het lesuur erna wél op het puntje van hun stoel zitten, maken mijn dag helemaal goed.”